Priester Pradip

31A Nederigheid

Bij de 31e zondag door het jaar A

Laat me het even hebben, in deze mooie herfstperiode, over vergeten woorden. Het is net als bij vergeten groenten, die groenten zijn er wel, ze zijn nooit weg geweest, maar er werd geen aandacht meer aan hen geschonken, ze lagen in een vergeethoekje. Vergeten woorden, woorden die niet meer hip zijn, niet meer van deze tijd. Alhoewel ze er wel zijn, ze bestaan en maken in onze godsdienst een belangrijk deel uit van een goede levenshouding. Ik wil het met jullie hebben over volgende vergeten woorden; ‘ootmoed, deemoed, nederigheid, onderworpenheid’. Woorden die in dit gebouw nog mogen klinken, maar in de buitenwereld niet meer gesproken of gehoord worden. Helaas is de moderne mens hyperallergisch geworden voor elke vorm van nederigheid. Nederigheid past niet langer in een maatschappij en levenshouding waarbij ‘opkomen voor jezelf’, ‘carriere maken’, ‘het voor het zeggen hebben’ en de verering van het ‘ik’ centraal staan. Zelfrealisatie, je eigen dromen waarmaken, je door niets of iemand laten belemmeren, rijk worden, pak de poen, tijd is geld, meer en meer.

In alle wijsheidsteksten, ook in de bijbel, klinken andere woorden, woorden uit een bijna verloren tijdperk waarin mensen proberen gelukkig te zijn met wat ze hebben, die beseffen dat alles vergankelijk is, die schatten verzamelen in de hemel en leven van de genade, die zichzelf kunnen wegcijferen om een ander ruimte te geven, die nederig en eenvoudig van hart een nieuwe wereld mogelijk maken.

De meest wijze mensen zijn niet vol van zichzelf en jagen geen grootse doelen na, die leggen de lat niet te hoog, maar juist wel op een haalbare hoogte. De meest wijze mensen zijn nederig en deemoedig en weten dat aardse rijkdommen niet blijvend zijn.

Het Latijnse humilitas verwijst naar humus, naar aarde, de grond. Zoals herfstblaadjes neerdwarrelen en vallen ter aarde om na een poosje humus te worden, voedingsbodem voor alles wat weer groeien mag in de komende lente, zo zijn wijze mensen zich bewust dat ook wij als mensen slechts een onderdeel zijn van een groter geheel. Wijze mensen weten zich klein bij alles wat hen omringt in de natuur, maar ook tegenover het mysterie van de liefde, het leven, de dood. Wijze mensen kunnen nog knielen, zichzelf wegcijferen, dienstbaar zijn en naaste worden van een ander. Gelukkig de mensen die gelukkig kunnen zijn, gelukkig met wat ze hebben, met wie ze zijn en die weten dat hun geluk niet helemaal van zichzelf afhangt, dat het ware geluk altijd de ander is.

Mijn pleidooi om de vergeten woorden als deemoed en nederigheid nieuw leven in te blazen door er meer naar te gaan leven is een evangelische oproep, het is leven naar het voorbeeld van Jezus. Het is een moeilijke weg, smal om te bewandelen, maar het is een weg die tot diepe vrede en geluk voert, niet alleen voor jezelf, maar ook voor je omgeving.

Ik eindig met een hertaling van de zaligsprekingen:

Gelukkig ben je wanneer je weet van eenvoud en van de waarde van kleine dingen. Gelukkig ben je wanneer je pijn kunt voelen en anderen durft toe te laten in je verdriet. Gelukkig ben je wanneer je je zachte kanten durft te ontwikkelen en kwetsbaar durft te zijn. Gelukkig ben je wanneer je intens verlangt naar een betere wereld, naar gerechtigheid voor iedereen. Gelukkig ben je wanneer je je hart kunt laten spreken, je lief kunt zijn, je handen uit kunt strekken naar mensen die jou nodig hebben. Gelukkig ben je wanneer je hart zuiver is en je gaat voor waar je ten diepste in gelooft. Gelukkig ben je wanneer je uit bent op vrede, zowel in je eigen kring als in de grote wereld om je heen.