Priester Pradip

Het gebed

Bij de 17e zondag door het jaar C

 

De bijbellezingen van deze zondag gaan over bidden, over welke woorden gebruiken, over het volharden bij het vragen…

In deze bezinning gebruik ik enkele annekdotes en korte verhaaltjes over het gebed. Maar laten we eerst luisteren naar de tekst van het Onzevader zoals het door Jezus zou kunnen uitgesproken zijn in het Aramees…

Het Onzevader in het Aramees

Een toerist vraagt aan een vrome Jood die aan het bidden is aan de klaagmuur of zijn gebed wel verhoord wordt… ‘Ik mag niet klagen,’ was het antwoord van de Jood.

Een buurmeisje vraagt aan haar buurjongen of zij bidden voor het eten, waarop de jongen zegt: ‘Maar nee, mijn mama kan koken als de beste.’

Iemand fietst tegen wind in naar een kapel om er te bidden, hij bidt dat de wind van richting zou veranderen, want hij geraakt maar moeizaam vooruit… En jawel, toen hij terugkeerde van de kapel was de wind inderdaad van richting veranderd…

Een bekende rabbijn ging naar het bos, maakte een heilig vuur en zei een speciaal gebed, waarin hij God vroeg Zijn volk te beschermen. En God stuurde een wonder. Later ging zijn leerling naar dezelfde plek in het bos en zei: ‘Meester van het Universum, ik weet niet hoe ik een heilig vuur moet maken, maar het speciale gebed ken ik wel. Hoor mij, alstublieft!’ Het wonder geschiedde. Er ging weer een generatie voorbij, en toen een andere rabbijn de vervolgingen van zijn volk zag, ging hij naar het bos en zei: ‘Ik kan geen heilig vuur maken en ook ken ik het speciale gebed niet, maar ik herinner me nog wel de plek. Help ons, Heer!’ En de Heer hielp. Vijftig jaar later sprak rabbijn Israel, die kreupel was, tot God: ‘Ik weet niet hoe ik het heilig vuur moet maken, ik ken het gebed niet en ik kan niet eens de plek in het bos vinden. Het enige wat ik doen kan, is dit verhaal vertellen en hopen dat U me hoort.’ En het wonder geschiedde opnieuw.

Een Spaanse missionaris bezocht een eiland en kwam drie Azteekse heilige mannen tegen. ‘Hoe bidden jullie?’, vroeg de priester. ‘Wij hebben maar één gebed’, antwoordde één van de Azteken, ‘we zeggen: God, jij bent drie en wij zijn drie. Wees ons genadig.’ ‘Ik zal jullie een beter gebed aanleren’, zei de missionaris. Hij leerde hen het Onzevader en vertrok tevreden over zijn missioneringswerk. Kort voor hij naar Spanje zou terugkeren, ging hij nog even naar hetzelfde eiland. Toen het schip de kust naderde, zag de priester de drie heilige mannen lopend over het water hem tegemoetkomen. ‘Vader, vader’, zei één van hen, ‘leer ons alstublieft opnieuw dat gebed waar God naar luistert. We zijn de woorden vergeten.’ ‘Het heeft geen belang’, antwoordde de priester, getuigend van het wonder en hij vroeg God vergiffenis om niet begrepen te hebben dat God alle talen en intenties begrijpt.

Tot slot het gekende citaat van Albert Einstein: ‘Bidden verandert niet de wereld, maar bidden verandert de mens. En de mens verandert de wereld.’