Priester Pradip

Tussenin

Bij de 13e zondag (door het jaar A)

Bij het begin van de zomervakantie krijgen we een ietwat moeilijker verteerbaar stukje evangelie voorgeschoteld. Jezus vraagt ons om ons leven te verliezen, zodat we het kunnen vinden. Het is zoals de raadselachtige opdracht die Jezus aan Nikodemus meegeeft: je moet herboren worden… “Wie zijn leven vindt, zal het verliezen, en wie zijn leven verliest om Mijnentwil, zal het vinden.”

Leven en dood, vinden en verliezen, goed en kwaad, geluk en ongeluk, licht en donker, gezondheid en ziekte… Als mens zijn wij een tussenwezen, wij leven tussen geboorte en sterven. Wij kunnen intens gelukkig zijn, maar ook diepbedroefd, wij zijn gezond en beseffen het niet tot we ziek worden… Wij leven altijd ergens tussenin.

Jezus was, zoals alle spirituele leermeesters, er sterk van doordrongen dat dit leven op aarde ooit eindigt en dat het dus beter is om zoveel mogelijk goed te doen, om zoveel mogelijk liefdevol om te gaan met onze medemensen. Elke dag is het waard om geleefd en beleefd te worden in het licht van goedheid en liefde, want ooit gaat het licht uit en zal al onze liefde opgenomen worden in Gods liefde. In Jezus’ visie van je leven te verliezen, herkennen we de gedachte van ‘sterven voor je sterft’ of zoals Johan Goethe, een Duits poëet uit de 19e eeuw, het verwoordde:

Als je niet sterft voor je sterft, sterf je wanneer je sterft.

In alle wijsheidstradities komt dezelfde weg naar voor om los te komen van het lijden en de dood te overwinnen, het is de opdracht om te ‘sterven voor je sterft’… Zoals de Boeddha rond 400 voor Christus het lijden overwon door los te komen alle verlangens, zoals de filosofen van de Stoa rond 300 voor Christus hoogstaande sereniteit nastreefden, zodat je als mens niet meer verstoord wordt door gebeurtenissen en er als evenwichtig persoon boven staat, zoals de mystici uit de spirituele islam rond 1200 na Christus de weg naar verlossing vonden om de dood te overwinnen door te “sterven voor je sterft” te beoefenen… zo leert Jezus aan ons christenen ons leven te verliezen om het te winnen.

Om deze theorie in een verhaal te brengen is er het verhaal uit het soefisme van Attar, later overgenomen door Roemi in zijn Matnavi: “Het verhaal van een rijke koopman met een papegaai in een gouden kooi.”

Een koopman hield erg van zijn papegaai. Hij bracht na elke reis een souvenir mee voor zijn papegaai, zijn geliefde huisdier. Nu ging hij een reis naar India maken, het thuisland van alle papegaaien. Hij vroeg de papegaai wat hij voor hem als cadeautje zou kunnen meebrengen. De papegaai vroeg de koopman alleen een groet over te brengen aan zijn soortgenoten in de papegaaienboom en hen te zeggen, dat hij een uitvlucht uit zijn situatie wilde kennen, want hij zat opgesloten in zijn gouden kooi.

Toen de koopman in India klaar was met zijn werk, ging hij naar de papegaaienboom en bracht de groet en de wens van zijn papegaai over. Een van de papegaaien begon heftig te trillen en viel toen van zijn tak op grond. Hij lag bewegingsloos alsof hij dood was. De koopman schrok daar nogal van.

Terug thuisgekomen, vertelde de koopman deze ervaring aan zijn papegaai in de gouden kooi. Nauwelijks had de koopman dit gezegd of zijn papegaai begon ook heftig te trillen en viel voor dood neer. De koopman nam de dode papegaai en legde deze in de tuin neer. Buiten in de tuin spreidde de dood gewaande papegaai – tot grote verbazing van de koopman – zijn vleugels en vloog naar de hoogste tak van een boom.

Zo mogen ook wij telkens weer leren van de vrije zielen, de verlichte geesten, om te sterven aan onze eigen verlangens en het krampachtig vasthouden van bezit en het leven in een gouden kooi. Het is aan ons christenen gegeven niet meer te leven voor onszelf maar enkel vanuit liefde die vrijmaakt en de kracht bezit de dood te overwinnen.