Priester Pradip

Alles geven

Bij de 32e zondag door het jaar B

Wat brengt ons hier samen in deze kerk?
Ieder van ons zal daar verschillend op antwoorden.
Velen onder ons komen hier trouw wekelijks naar de mis
en al voor vele jaren, of mindere jaren.
Gelovigen weten en voelen dat er hier iets te vinden valt,
wat je ergens anders niet vinden of beleven kan.
Hier, in deze gewijde gebedsruimte mag het woord van God klinken
voor oren die het willen begrijpen, voor harten die ervoor openstaan,
hier stroomt de bron van Gods liefde, onuitputtelijk, ongeremd.

Het woord van God klinkt hier doorheen de bijbellezing,
doorheen het samen bidden en zingen,
door de stilte, door rituelen, door dit gebouw zelf.
Zovele jaren al klinkt ditzelfde woord van God voor gelovigen,
onuitputtelijk, altijd maar door.
En het wierp en werpt zijn vruchten af
in de goede daden die wij stellen
door de geestelijke voeding die wij hier krijgen.

Onuitputtelijk is de bron van Gods liefde,
wie dat kan ontdekken is een gelukkige mens,
die kan vrede vinden voor het hart,
houvast voor moeilijke dagen.

Onze geest en ons hart worden gevoed met het woord van God
tijdens de wekelijkse mis, wanneer we gelukkig zijn,
of ook wanneer we door problemen overstelpt zijn.
Het goddelijke doordringt ons hele bestaan,
zowel in goede als in kwade dagen, in voor- en tegenspoed.
Zo kan dat woord van God rustig en langzaamaan in ons rijpen,
kunnen we meer en meer mensen naar Gods hart worden,
met vallen en opstaan.
Doorheen het beluisteren van bijbelverhalen ontdekken we wie God is.

Het verhaal van de arme weduwe van Sarefat
leert ons iets over Gods vrijgevigheid.
Die arme weduwe had redenen te over
om niet te hoeven geven waar de profeet Elia om vroeg
en toch geeft ze alles wat ze heeft om hem te helpen.
Onuitputtelijk is de bron van goedheid die gaat stromen:
de pot met meel en de oliekruik raken niet meer leeg.
De profeet wordt gesterkt en kan zijn werk weer aan.

Het verhaal van de arme weduwe
die alles gaf waar ze van leven moest,
toont ons hoe God eerder kijkt naar de intentie,
dan naar de hoeveelheid van de gift.

In de sport roept men elkaar toe: “Alles geven!”
Ook wij als gelovigen worden opgeroepen om alles te geven,
om er ten volle voor te gaan, ons niet in te houden
op het vlak van naastenliefde en het stellen van goede daden.
God ziet onze goede bedoelingen.
De innerlijke drijfveren van ons handelen, dat is het enige wat telt,
dus niet hoeveel je geeft, maar hoe je het geeft,
de manier waarop je je liefde toont.

Wij mogen hier telkens weer kracht putten uit de bron van leven,
uit de onuitputtelijke bron van Gods liefde.
Door te putten aan de bron van Gods liefde
groeien wij als mensen in de kracht van de liefde,
krijgen wij moed om door te gaan
en mensen nabij te zijn, in goede en kwade dagen.
Waar mensen geloven in Gods liefde
worden zij ook liefde voor elkaar.